Forum: trainen in een inspirerende omgeving

Verschenen in Oost-Gelderland Business nr 2 2011

forum

Trainen in een

inspirerende omgeving

Rust en ruimte zijn essentieel als het gaat om een goede concentratie. Of het nu gaat om kennisoverdracht, ontwikkeling van vaardigheden of nieuwe strategieën bedenken; die concentratie is nodig om optimaal te kunnen trainen en getraind te worden. En om een goed gesprek met elkaar aan te gaan.

Jan Achterkamp, Patrick Uschkereit, Geert Teunissen, Marcel Engelen en Sjoerd Sjoerdsma zijn tezamen met Oost-Gelderland Business te gast bij Kees Hensen in Villa Ruimzicht. De mede-eigenaar van dit fraaie hotel-restaurant is niet alleen de gastheer, maar neemt zelf ook deel aan het forum over trainingen en trainingslocaties. Een belangrijk onderwerp van het gesprek is de waarde van een locatie bij een training. Daar gaat dan ook de eerste stelling over.

Stelling 1: Trainingslocaties

en trainingen hoeven elkaar niet aan te vullen voor een

optimaal resultaat.

Sjoerdsma: “Ik vind het belangrijk dat er altijd een klimaat is waar mensen goed in gedijen. Als ik in een ruimte zit die je niet kunt ventileren, dan krijg ik na verloop van tijd zuurstoftekort. En als je een raam openzet en er komt een A12-geluid binnen, dat is ook niet plezierig. Ik ben inmiddels redelijk door de wol geverfd, dus ik ga bij een nieuwe locatie altijd wel kijken wat er geboden wordt. Bovendien hebben we de tijd dat een restaurant zich ook trainingslocatie noemde omdat die toevallig een flip-over had gekocht natuurlijk wel gehad. Dat is een gezellige horecagelegenheid, maar geen trainings-locatie.”

“Dat merken wij ook”, knikt Hensen, “en daarom hebben wij bewust ervoor gekozen om hier onze vergader- en trainingslocaties in een aparte locatie onder te brengen. De nieuwe zalen hebben alle voorzieningen en op onze website bepaal je helemaal zelf je eigen trainingsritme. Je kan precies indelen hoe je zelf je training wilt hebben; elke training is immers anders.”

Uschkereit: “Wanneer een uitgeblust team samenkomt in een inspirerende locatie en nader tot elkaar komen, kan dit ook nog eens rendementsverhogend zijn.”

Engelen stelt dat een locatie moet passen bij hetgeen wat je wilt op dat moment. “Je hoeft elkaar niet aan te vullen, maar het zou wel heel dom zijn als je elkaar niet aanvult als dat juist nodig is.” Teunissen knikt: “De omgeving moet gewoon voldoen aan de doelen die jij stelt. Dat heeft niks met luxe te maken, maar met het feit dat je in een omgeving bent waar je goed kan functioneren. Dat betekent ook voor de trainers dat ze van tevoren de locatie moeten bekijken, want je hebt niet altijd invloed op hoe de ruimte eruit ziet.”

Achterkamp reageert: “Bij ons moet de trainingslocatie echt passen bij de training. Wij hebben 10.000 m² met objecten en voor elke training hebben we een apart object nodig.”

Sjoerdsma: “Er zijn ook persoonlijke aspecten die een rol spelen en die je als trainer plezierig vindt. Vandaag de dag vind ik het ideaal om ergens aan te komen en te ontdekken dat alle apparatuur er al staat en aangesloten is. Wanneer ik voor een teamtraining een outdooractiviteit inplan, heb ik wel een paar bomen nodig. Daar selecteer ik dan een locatie op.”

“Ik denk dat de locatie de basisvoorwaarden moet invullen”, zegt Hensen. “Lekker eten, een goede kamer en ‘s avonds nababbelen aan de bar waar natuurlijk ook een deel van de opleiding wordt gedaan. De trainer kan de rest inkoppen.”

De deelnemers merken wel dat de eisen voor een traininglocatie tegenwoordig een stuk hoger liggen. Achterkamp: “Ik merk vanuit de sector dat in de afgelopen tien jaar de eisen voor de overnachtingen veel hoger zijn geworden. Ook wil men ’s avonds nog even bij elkaar zitten. Bovendien het eten is een van de belangrijkste onderdelen van een cursus. Als het eten niet goed is, kun je trainen wat je wilt maar dan is het altijd fout.”

Stelling 2: Helaas bezuinigen bedrijven op opleidingsbudgetten en dus ook op de

inhoud van trainingen en

trainingslocaties. Dit komt

de kwaliteit van de training niet ten goede.

“Het hoeft inderdaad niet meer zo uitbundig”, zegt Uschkereit. “In het verleden werden er toch wel exorbitante bedragen voor een commerciële training gevraagd. Het programma bevatte ook allerlei gekke activiteiten zoals survival, Dries Roelvink werd ingehuurd voor een motivatieliedje; het kon allemaal niet op. Ik vraag me af of er ook zo kritisch naar de locatie wordt gekeken.”

Hensen kan daar zeker over meepraten: “Wij merken als aanbieder dat de gekkigheid er een beetje af is. Driedaags wordt tweedaags of eendaags, de programma’s zijn strakker.” Teunissen vindt dat er niet zozeer naar de budgetten wordt gekeken, maar naar de kwaliteit en meerwaarde van een training. “Het totale budget is niet zoveel afgenomen, alleen het wordt wel anders besteed. Men is kritischer.”

Hensen benadrukt de noodzaak om personeel op te blijven leiden: “We zullen wel moeten blijven opleiden, want we gaan uiteindelijk weer naar een markt toe waar personeel schaars wordt. Het is een kwestie van je personeel motiveren. Jonge mensen switchen vaak na drie, vier jaar van baan, maar als je aangeeft dat je opleidingen wilt gaan bieden zijn zij meer gemotiveerd.”

“Daar moet je inderdaad rekening mee houden”, knikt Teunissen. “Ik denk dat de bedrijven die wel geïnvesteerd hebben in hun personeel, direct aan de slag kunnen als het beter gaat. Dan wordt het ook druk en is er juist geen tijd voor scholing. Het is altijd een tegenstrijdigheid van belangen; als je iets minder omzet hebt en je schoolt niet, dan ben je niet voorbereid op het feit dat je straks direct weer omzet kunt genereren.”

Uschkereit: “Mijn klanten willen maar één ding: meer commercieel rendement. En in feite vragen ze dus ook om meer omzet. Als een klant echter vanaf het begin al zegt dat het lastig is om daarin te investeren, zetten ze wel de kans op rendement buiten spel.”

Teunissen: “Kwaliteit is eigenlijk alleen maar voldoen aan de eisen c.q. de wensen van de klanten. Het bedrijfsleven heeft een tijd zich de invulling van de trainingen op laten leggen. Nu geven bedrijven aan wat ze willen en hoeveel tijd ze daarvoor uit willen trekken. De resultaten van een training moeten meetbaar zijn. Er moet van tevoren duidelijk zijn wat er bereikt moet worden zodat de opdrachtgever ook op de werkvloer ziet dat er vooruitgang is geboekt.”

Stelling 3: Er is in deze tijd meer behoefte aan flexibele trainingen binnen het bedrijf en niet op een externe locatie.

Sjoerdsma ziet inderdaad dat er veranderingen plaatsvinden in de manier van opleiden. Volgens hem heeft het allemaal te maken met generatieverschillen en Het Nieuwe Werken: “Er verandert veel in

bedrijfsvoering en management en daar moet je ook als opleidings-/trainingsbureau op voorbereid zijn.”

Achterkamp: “Wij krijgen op het moment steeds meer vraag naar e-learning en dat is wel een beetje beroepsgestuurd, scholen en de zorg beginnen heel veel met

e-learning te werken. De eerste resultaten die we hebben zijn nog niet om over naar huis te schrijven. De werkgever denkt ermee te kunnen besparen, maar het ontbreekt de mensen vaak aan discipline.”

Toch valt e-learning volgens Hensen wel in het hedendaagse plaatje van flexibel werken en dus ook flexibel leren: “We leven niet meer in een maatschappij waarin je van 9 tot 5 werkt. Iedereen moet kunnen werken waar ze zelf willen en datzelfde geldt voor opleiden. Als mensen op zondagmiddag willen leren, dan moeten ze dat vooral doen.”

Teunissen: “E-learning is geen doel op zich, maar een middel om een doel te

bereiken. Een beamer is inmiddels ook gemeengoed geworden. Het gaat erom welk doel je nastreeft. Ik denk dat blended learning, mondeling onderwijs gevolgd door schriftelijk onderwijs via internet, toekomst biedt.”

Sjoerdsma is het daarmee eens, maar ziet wel dat e-learning ook zijn beperkingen kent: “Het blijft natuurlijk wel zo dat

e-learningomgevingen vooral geschikt zijn voor cognitieprogramma’s, dus voor kennisvergroting en kennistoetsing. Wanneer het om gedragsverandering gaat zul je face-to-face moeten werken en is feedback van je omgeving belangrijk.”

Uschkereit: “Toch ligt daar een hele mooie markt open. Mensen die e-learning toepassen zullen moeten worden getraind, vooral de managers daarachter die uiteindelijk bijvoorbeeld zijn mensen aanstuurt via e-learning.”

Stelling 4: Personeel dat

op training is geweest, wordt productiever.

Voor Teunissen is dit vanzelfsprekend: “Je wordt per definitie beter, anders ga je geen opleiding doen. Mensen leren meer en daarmee ook de organisatie waardoor je concurrentiepositie door middel van onderscheiding beter wordt. Indien mensen binnen een bedrijf serieus aan ontwikkeling doen, zie je een jaar later het verschil.” “Onze branche is vooral bezig met veiligheidsbewustzijn. Toen ik begon was bij wijze van spreken gehoorbescherming nog onbekend”, lacht Achterkamp.

Binnen het vakgebied van Engelen is dit vergelijkbaar: “Voor zowel vaklieden als managers geldt dat er niet veel nieuws toegevoegd wordt in een training wat je op hoofdlijnen al wist. Echter door de juiste sturing van de docent en de input naar elkaar toe blijkt dat wij elkaar bewust maken van de (nieuwe) ontwikkelingen met betrekking tot de vaktechnische en de veiligheidsaspecten in het algemeen. Je ontdekt dan samen dat je bepaalde dingen eigenlijk anders moet gaan aanpakken.”

De aanwezige heren zijn het erover eens dat je door middel van scholing je grenzen verlegd. Daarna wordt het geleerde een standaardwerkwijze. Hoe dan ook kom je met een training altijd een stapje verder.

De stellingen:

• Trainingslocaties en trainingen hoeven elkaar niet aan te vullen voor een optimaal resultaat.

• Helaas bezuinigen bedrijven op opleidingsbudgetten en dus ook op de inhoud van trainingen en de trainingslocatie.

• Er is in deze tijd meer behoefte aan flexibele trainingen binnen het bedrijf en niet op een externe locatie.

• Personeel dat op training is geweest, wordt productiever.

oost-gelderland business | nummer 2 | mei 2011

De deelnemers:

• Jan Achterkamp, Achterkamp bedrijfsopleidingen

• Patrick Uschkereit, B2Basix

• Geert Teunissen, DOC

Opleiding & Training

• Marcel Engelen, OBD-

Opleidingen

• Sjoerd Sjoerdsma, Contex

Coaching & training

• Kees Hensen, Villa Ruimzicht

Jan Achterkamp, Patrick Uschkereit, Geert Teunissen, Marcel Engelen en Sjoerd Sjoerdsma zijn tezamen met Oost-Gelderland Business te gast bij Kees Hensen in Villa Ruimzicht. De mede-eigenaar van dit fraaie hotel-restaurant is niet alleen de gastheer, maar neemt zelf ook deel aan het forum over trainingen en trainingslocaties. Een belangrijk onderwerp van het gesprek is de waarde van een locatie bij een training. Daar gaat dan ook de eerste stelling over.

Stelling 1: Trainingslocaties

en trainingen hoeven elkaar niet aan te vullen voor een

optimaal resultaat.

Sjoerdsma: “Ik vind het belangrijk dat er altijd een klimaat is waar mensen goed in gedijen. Als ik in een ruimte zit die je niet kunt ventileren, dan krijg ik na verloop van tijd zuurstoftekort. En als je een raam openzet en er komt een A12-geluid binnen, dat is ook niet plezierig. Ik ben inmiddels redelijk door de wol geverfd, dus ik ga bij een nieuwe locatie altijd wel kijken wat er geboden wordt. Bovendien hebben we de tijd dat een restaurant zich ook trainingslocatie noemde omdat die toevallig een flip-over had gekocht natuurlijk wel gehad. Dat is een gezellige horecagelegenheid, maar geen trainings-locatie.”

“Dat merken wij ook”, knikt Hensen, “en daarom hebben wij bewust ervoor gekozen om hier onze vergader- en trainingslocaties in een aparte locatie onder te brengen. De nieuwe zalen hebben alle voorzieningen en op onze website bepaal je helemaal zelf je eigen trainingsritme. Je kan precies indelen hoe je zelf je training wilt hebben; elke training is immers anders.”

Uschkereit: “Wanneer een uitgeblust team samenkomt in een inspirerende locatie en nader tot elkaar komen, kan dit ook nog eens rendementsverhogend zijn.”

Engelen stelt dat een locatie moet passen bij hetgeen wat je wilt op dat moment. “Je hoeft elkaar niet aan te vullen, maar het zou wel heel dom zijn als je elkaar niet aanvult als dat juist nodig is.” Teunissen knikt: “De omgeving moet gewoon voldoen aan de doelen die jij stelt. Dat heeft niks met luxe te maken, maar met het feit dat je in een omgeving bent waar je goed kan functioneren. Dat betekent ook voor de trainers dat ze van tevoren de locatie moeten bekijken, want je hebt niet altijd invloed op hoe de ruimte eruit ziet.”

Achterkamp reageert: “Bij ons moet de trainingslocatie echt passen bij de training. Wij hebben 10.000 m² met objecten en voor elke training hebben we een apart object nodig.”

Sjoerdsma: “Er zijn ook persoonlijke aspecten die een rol spelen en die je als trainer plezierig vindt. Vandaag de dag vind ik het ideaal om ergens aan te komen en te ontdekken dat alle apparatuur er al staat en aangesloten is. Wanneer ik voor een teamtraining een outdooractiviteit inplan, heb ik wel een paar bomen nodig. Daar selecteer ik dan een locatie op.”

“Ik denk dat de locatie de basisvoorwaarden moet invullen”, zegt Hensen. “Lekker eten, een goede kamer en ‘s avonds nababbelen aan de bar waar natuurlijk ook een deel van de opleiding wordt gedaan. De trainer kan de rest inkoppen.”

De deelnemers merken wel dat de eisen voor een traininglocatie tegenwoordig een stuk hoger liggen. Achterkamp: “Ik merk vanuit de sector dat in de afgelopen tien jaar de eisen voor de overnachtingen veel hoger zijn geworden. Ook wil men ’s avonds nog even bij elkaar zitten. Bovendien het eten is een van de belangrijkste onderdelen van een cursus. Als het eten niet goed is, kun je trainen wat je wilt maar dan is het altijd fout.”

Stelling 2: Helaas bezuinigen bedrijven op opleidingsbudgetten en dus ook op de

inhoud van trainingen en

trainingslocaties. Dit komt

de kwaliteit van de training niet ten goede.

“Het hoeft inderdaad niet meer zo uitbundig”, zegt Uschkereit. “In het verleden werden er toch wel exorbitante bedragen voor een commerciële training gevraagd. Het programma bevatte ook allerlei gekke activiteiten zoals survival, Dries Roelvink werd ingehuurd voor een motivatieliedje; het kon allemaal niet op. Ik vraag me af of er ook zo kritisch naar de locatie wordt gekeken.”

Hensen kan daar zeker over meepraten: “Wij merken als aanbieder dat de gekkigheid er een beetje af is. Driedaags wordt tweedaags of eendaags, de programma’s zijn strakker.” Teunissen vindt dat er niet zozeer naar de budgetten wordt gekeken, maar naar de kwaliteit en meerwaarde van een training. “Het totale budget is niet zoveel afgenomen, alleen het wordt wel anders besteed. Men is kritischer.”

Hensen benadrukt de noodzaak om personeel op te blijven leiden: “We zullen wel moeten blijven opleiden, want we gaan uiteindelijk weer naar een markt toe waar personeel schaars wordt. Het is een kwestie van je personeel motiveren. Jonge mensen switchen vaak na drie, vier jaar van baan, maar als je aangeeft dat je opleidingen wilt gaan bieden zijn zij meer gemotiveerd.”

“Daar moet je inderdaad rekening mee houden”, knikt Teunissen. “Ik denk dat de bedrijven die wel geïnvesteerd hebben in hun personeel, direct aan de slag kunnen als het beter gaat. Dan wordt het ook druk en is er juist geen tijd voor scholing. Het is altijd een tegenstrijdigheid van belangen; als je iets minder omzet hebt en je schoolt niet, dan ben je niet voorbereid op het feit dat je straks direct weer omzet kunt genereren.”

Uschkereit: “Mijn klanten willen maar één ding: meer commercieel rendement. En in feite vragen ze dus ook om meer omzet. Als een klant echter vanaf het begin al zegt dat het lastig is om daarin te investeren, zetten ze wel de kans op rendement buiten spel.”

Teunissen: “Kwaliteit is eigenlijk alleen maar voldoen aan de eisen c.q. de wensen van de klanten. Het bedrijfsleven heeft een tijd zich de invulling van de trainingen op laten leggen. Nu geven bedrijven aan wat ze willen en hoeveel tijd ze daarvoor uit willen trekken. De resultaten van een training moeten meetbaar zijn. Er moet van tevoren duidelijk zijn wat er bereikt moet worden zodat de opdrachtgever ook op de werkvloer ziet dat er vooruitgang is geboekt.”

Stelling 3: Er is in deze tijd meer behoefte aan flexibele trainingen binnen het bedrijf en niet op een externe locatie.

Sjoerdsma ziet inderdaad dat er veranderingen plaatsvinden in de manier van opleiden. Volgens hem heeft het allemaal te maken met generatieverschillen en Het Nieuwe Werken: “Er verandert veel in

bedrijfsvoering en management en daar moet je ook als opleidings-/trainingsbureau op voorbereid zijn.”

Achterkamp: “Wij krijgen op het moment steeds meer vraag naar e-learning en dat is wel een beetje beroepsgestuurd, scholen en de zorg beginnen heel veel met

e-learning te werken. De eerste resultaten die we hebben zijn nog niet om over naar huis te schrijven. De werkgever denkt ermee te kunnen besparen, maar het ontbreekt de mensen vaak aan discipline.”

Toch valt e-learning volgens Hensen wel in het hedendaagse plaatje van flexibel werken en dus ook flexibel leren: “We leven niet meer in een maatschappij waarin je van 9 tot 5 werkt. Iedereen moet kunnen werken waar ze zelf willen en datzelfde geldt voor opleiden. Als mensen op zondagmiddag willen leren, dan moeten ze dat vooral doen.”

Teunissen: “E-learning is geen doel op zich, maar een middel om een doel te

bereiken. Een beamer is inmiddels ook gemeengoed geworden. Het gaat erom welk doel je nastreeft. Ik denk dat blended learning, mondeling onderwijs gevolgd door schriftelijk onderwijs via internet, toekomst biedt.”

Sjoerdsma is het daarmee eens, maar ziet wel dat e-learning ook zijn beperkingen kent: “Het blijft natuurlijk wel zo dat

e-learningomgevingen vooral geschikt zijn voor cognitieprogramma’s, dus voor kennisvergroting en kennistoetsing. Wanneer het om gedragsverandering gaat zul je face-to-face moeten werken en is feedback van je omgeving belangrijk.”

Uschkereit: “Toch ligt daar een hele mooie markt open. Mensen die e-learning toepassen zullen moeten worden getraind, vooral de managers daarachter die uiteindelijk bijvoorbeeld zijn mensen aanstuurt via e-learning.”

Stelling 4: Personeel dat

op training is geweest, wordt productiever.

Voor Teunissen is dit vanzelfsprekend: “Je wordt per definitie beter, anders ga je geen opleiding doen. Mensen leren meer en daarmee ook de organisatie waardoor je concurrentiepositie door middel van onderscheiding beter wordt. Indien mensen binnen een bedrijf serieus aan ontwikkeling doen, zie je een jaar later het verschil.” “Onze branche is vooral bezig met veiligheidsbewustzijn. Toen ik begon was bij wijze van spreken gehoorbescherming nog onbekend”, lacht Achterkamp.

Binnen het vakgebied van Engelen is dit vergelijkbaar: “Voor zowel vaklieden als managers geldt dat er niet veel nieuws toegevoegd wordt in een training wat je op hoofdlijnen al wist. Echter door de juiste sturing van de docent en de input naar elkaar toe blijkt dat wij elkaar bewust maken van de (nieuwe) ontwikkelingen met betrekking tot de vaktechnische en de veiligheidsaspecten in het algemeen. Je ontdekt dan samen dat je bepaalde dingen eigenlijk anders moet gaan aanpakken.”

De aanwezige heren zijn het erover eens dat je door middel van scholing je grenzen verlegd. Daarna wordt het geleerde een standaardwerkwijze. Hoe dan ook kom je met een training altijd een stapje verder.

oost-gelderland business | nummer 2 | mei 2011

vlnr: Jan Achterkamp, Patrick Uschkereit, Sjoerd Sjoerdsma, Marcel Engelen, Kees Hensen, Geert Teunissen

forum

oost-gelderland business | nummer 2 | mei 2011

Op de hoogte blijven van onze updates?

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Inschrijven
Achterhoek Business is een uitgave van Van Munster Media